Vorige week kregen de veteranen van de FCO voor de zoveelste maal een ongenadig pak voor de broek. Met een beschamende laatste plaats en met nul punten in de tas waren de coaches ten einde raad. Na de wedstrijd zat het team zwijgend als het graf in kleedkamer 16 bij het Alphense ARC. Cees hield de moed erin door voor te stellen zelf het heft in handen te gaan nemen. Het wordt tijd dat de leiding eens het boetekleed aan gaat trekken, zei de Buttertelg. In vroegere tijden droegen vrome gelovigen vaak een kledingstuk om het lichaam wat veel pijn deed. Het was een manier om de pijn die Christus had gevoeld te ervaren. Terwijl Cees zich ontkleedde bekeek Leo het ietwat uitdijende corpus. Nadat ook anderen zich ontbloot naar de douches begaven en de Wit zichzelf eens goed beschouwde kreeg hij een lumineus idee. “We moeten gaan leven als asceten mannen!”, galmde het door de wasruimte. “Wat?”, riepen Martin van Vliet en Johan in koor. Met grote vraagtekens in de ogen keken de mannen hun leiders aan. “Wat bedoel je daarmee Leo?”, sprak Jaap op rustige toon. Tja, als je Leo om uitleg vraagt dan krijg je ook een uitleg.

“Ascese is het streven naar of het beoefenen van een reine levenswandel door de eigen hartstochten en begeerten te beteugelen en zelftucht toe te passen. Ascese kan gepaard gaan met meditatie om de geest stil te maken maar ook met lichamelijke zelfkastijding.

Het vroege christendom kende een heel aantal vormen van ascese en onthouding. Sommige christenen trouwden niet, ze betrachtten een uiterste soberheid in hun leefwijze, bijvoorbeeld door heel weinig te eten of in ieder geval geen vlees. Anderen trokken zich terug in de woestijn om daar in volstrekte eenzaamheid hun leven te wijden aan de strijd tegen lichamelijke hartstochten en aan het zingen van Gods lof. Weer anderen sloten zich aan bij celibataire gemeenschappen in kloosters. En sommigen gingen op een pilaar staan om op eenzame hoogte, verheven boven het aards gewoel, tot God te bidden en te mediteren.

Daniël de pilaarheilige – of styliet, van het Griekse stylos, pilaar of zuil – stond een groot deel van zijn lange leven in de vijfde eeuw op een hoge zuil aan de Bosporus, waar het ’s zomers ondraaglijk heet en ’s winters onbarmhartig koud kan zijn. Wie de levensloop en het levensideaal van deze uitzonderlijke figuur wil begrijpen, kan dat niet zonder de voorgeschiedenis ervan te bezien. En die begint met de eerste pilaarheilige Simeon.

Simeon de Styliet werd rond 390 geboren in het noordwesten van Syrië, als kind van een christelijk boerenechtpaar. De meesten van de vele kinderen uit dit huwelijk overleden zeer spoedig na hun geboorte. Alleen Simeon en een broertje bleven in leven. Over zijn vroege jeugd is heel weinig bekend, behalve dat hij voor zijn ouders de schapen hoedde. Hij bleef zijn leven lang ongeletterd.”

Leo nam een slok bier en vervolgde zijn verhaal: “Als hij als tienjarige op een dag in de kerk uit het Nieuwe Testament hoort voorlezen, treft hem dat zozeer dat hij een soort bekering ondergaat, bekrachtigd door een visionaire ervaring in een martelaarskapel. Beide gebeurtenissen brengen hem ertoe zich al heel jong aan ascese te wijden – eerst een jaar of twee onder de hoede van individuele asceten, daarna ongeveer tien jaar in een klooster in Teleda (ruim vijftig kilometer ten noordoosten van Antiochië, het huidige Antakya).

 

Uiteindelijk moet hij daar weg; zijn steeds strenger wordende ascese gaat de andere monniken veel te ver. Die uit zich bijvoorbeeld in extreme onthouding van voedsel (volgens een van zijn biografen at hij eenmaal per week een uiterst kleine hoeveelheid) en in rigoureuze zelfkastijding. Dit gedrag verontrust en ergert zijn mede-monniken zonder twijfel ook omdat Simeons optreden hun het schuldige gevoel gaf zich niet voldoende in te zetten voor een echt ascetisch leven. Hij vertrekt daarna voor de rest van zijn leven naar het noordwesten van Syrië, waar hij zich bij het dorp Telanissos aanvankelijk enkele jaren vestigt in een schamel gebouwtje op een nabijgelegen heuveltop.

Daarna bouwt hij een hoge, dubbele omheining van stenen. Daar woont hij in de open lucht, blootgesteld aan alle seizoenswisselingen en met een zware ijzeren ketting om zijn enkel om zichzelf te verhinderen daarvandaan weg te gaan.

Na enige tijd bedenkt hij een geheel nieuwe vorm van ascetisch leven: hij gaat staan op een manshoge pilaar om zich op die wijze voortdurend aan gebed en rigoureuze versterving te wijden. In de loop der jaren laat hij telkens hogere pilaren maken, de laatste is maar liefst 18 meter hoog. Daarop blijft hij staan tot aan zijn dood in 459, met zijn voeten vastgeketend.”

 

Ademloos namen de veteranen voorzichtig een slok uit hun flacon Heineken. Cees was inmiddels onder de douche uit gekomen en drapeerde een te kleine handdoek om zijn imposante lichaam. “Wisten jullie dat niet?” “Er zijn ook lieden die zich kastijden tijdens de vleselijke genoegens.”, grijnsde hij. “Dat heeft niets met ascese te maken!”, riep Leo lichtelijk geïrriteerd. “Een asceet onthoudt zich juist van seks.” “Ik ken diverse topsporters die als een asceet leven en ik denk dat dit voor ons de sleutel is naar betere resultaten.”

Dit schrijvende dacht schrijver dezes aan een interview uit 2008 met atleet Michel Butter(!):

 

„Ik wil de beste…” Bijna floept de zin er in zijn geheel uit, maar Michel Butter slikt het laatste woord in. Hij beseft dat ‘de beste willen zijn’ in deze fase van zijn loopbaan een aanmatigende uitspraak is, die weleens tegen hem kan worden gebruikt. Het grootste Nederlandse talent onder de langeafstandslopers herstelt zich tijdig: „Ik wil het maximale uit mijn carrière halen.” Even liet Butter zijn hart spreken. Want in werkelijkheid wil hij de allerbeste hardloper worden, ook al moet hij opboksen tegen een legioen snelle Afrikanen. Maar dat vooruitzicht ontmoedigt hem allerminst. Om de beste te kunnen zijn, is de norm van Butter de Afrikaanse aanpak. Volgens welk ritme dat is? Gewoon lopen, lopen en nog eens lopen. En daar voegt het 23-jarige talent uit Beverwijk een vleugje westerse verzorging, krachttraining en professionaliteit aan toe. Hij is er geweest, in Kenia. Butter kon zijn ogen niet geloven. Waar hij ’s ochtends om zes uur voor een duurloopje in Beverwijk op straat geen kip tegenkomt, trainden op dat tijdstip in het dorpje Iten, waar Butter zijn trainingskamp had opgeslagen, honderden lopers. En hoe. Knetterhard, niet één uitgezonderd. Allemaal jongens zonder PlayStation, maar met het vurige verlangen op een dag te worden ontdekt door een atletenmanager die hen naar welstand kan leiden. In Kenia kwam een welvaartskind tot het besef dat hij de natuurlijke overlevingsdrang van Afrikanen kunstmatig moet oproepen.

Dus heeft Butter gekozen voor de extreme aanpak, de volledige toewijding aan het hardlopen. Wil hij zijn doel bereiken, dan heeft hij geen keus, vindt Butter. „Vanaf het moment dat de zon opkomt, zijn mijn concurrenten in Kenia, maar ook in landen als Ethiopië en Marokko, al volop in training. Alleen maar rennen, rennen, rennen. Dan moet mijn leven ook zo in elkaar steken. Ik denk helemaal niet meer aan afleidingen. Mijn tegenstanders hebben me tot de persoon gemaakt die ik nu ben.” Het is de gemotiveerde keus voor een ascetische leefwijze. En een egoïstische keus. Dat vindt Butter ook. Niet dat hij zijn omgeving radicaal heeft buitengesloten, maar veel scheelt het niet. Zijn beste vriend van vroeger, die zes huizen verderop woont, ziet hij nooit meer. „Achteraf denk ik weleens: Michel, wat ben je toch een klootzak. Bijvoorbeeld als ik met familieleden een etentje heb en vroegtijdig opstap omdat ik naar bed wil. Of als ik op trainingskamp in Zuid-Afrika bij een barbecue word uitgenodigd en de hele avond mijn capuchon ophoud, omdat ik liever wil slapen wegens mijn terugvlucht de volgende dag en de wedstrijd die ik drie dagen later moet lopen. Mijn trainer zei naderhand: ‘Michel, dat kán gewoon niet.’ Dat besefte ik later ook. Het was bizar en onbeleefd.”

Tot zover het verhaal van hardloper Michel Butter. Zover zullen de mannen van de FC Oudewater niet zijn gegaan de afgelopen week, maar toch moeten ook zij op één of andere manier inspiratie hebben opgedaan, want afgelopen zaterdag stond een herboren en op en top gemotiveerd team op veld 2 bij de SV Gouda. Met maar liefst 16 spelers waren we om drie uur ’s middags naar de kaarsenstad vertrokken. Met Fred weer als vervanger van de geblesseerde Martien Kwakernaak op doel – hij deed het weer erg goed – klonk om vier uur het eerste fluitsignaal.

In de stromende regen begon de wedstrijd vrij lauw. Gouda miste duidelijk hun gestopte sterspeler en oud- OVSer Rolf Fikenscher, want er zat in de eerste 45 minuten maar weinig creativiteit in het Goudse team. De FCO begon ook schoorvoetend, maar nadat spits Martin de Waal ons met een magistraal schot in de kruising een voorsprong gaf, gooiden de oudjes alle schoom van zich af en ook Richard Karlas begon er in te geloven en toog halverwege de eerste helft vanaf eigen domein richting Gouda vesting. Met een geweldige rush van een metertje of 80 liet hij alle groen-witte tegenstanders de hielen zien en tekende de 0-2 aan. Gouda keek elkaar vol ongeloof aan, net zoals wij trouwens. Cees dacht opeens aan alle onthoudingen die hij deze week had ondergaan en wilde zichzelf graag belonen. Uit de draai plaatste hij het leer met prachtig schot in de winkelhaak: 0-3! Grensjager der geelbuiken had inmiddels zijn paraplu opgestoken, want het begon steeds harder te plenzen. Na de rust gingen we vol goede moed terug naar het zompige grasveld. Gouda was duidelijk niet van plan zich naar de slachtbank te laten leiden, want door diverse tactische omzettingen zetten zij ons vanaf de eerste minuut vast. Het middenveld werd compleet dolgedraaid en Fred schreeuwde zij keel schor om de gelederen gesloten te houden. Roeland ingevallen voor de goed spelende Harry Nederend, liet een aantal keren zijn behendige tegenstander glippen en dit resulteerde in de verdiende 1-3. Een overtreding in de 16 deed de scheids besluiten om de bal op de stip te leggen: 2-3. FCO wankelde en hapte naar adem. Cees merkte dat de ascetische wijze van leven zijn tol begon te eisen en vroeg om een wissel. Martin de Waal kwam weer het veld in en liet direct zien waarom hij zo belangrijk voor ons is. Gouda moest plots weer terug en het is dat Johan een aantal malen te laat reageerde anders had de lange Lekkerkerker hem zeker een keer laten scoren.

Nu wankelde Gouda en de 2-4 – een eigen doelpunt – gaf de burger weer moed. Johan kroop eindelijk uit zijn schulp en gaf met mooi afstandschot de genadeslag aan de Gouwenaars: 2-5. Gouda richtte zich echter weer op en met nog een kwartier te spelen kwam de opponent via een licht gegeven penalty op 3-5.

De herfstregen gutste nog steeds gestaag neer en Fred moedigde de manschappen aan tot een uiterste krachtinspanning. Deze voorsprong mochten we niet meer weggeven! Om precies kwart voor zes floot René van Koetsveld de wedstrijd tot een einde. In de kleedkamer gekomen glom don Leo van trots. Zijn eloquente uiteenzetting over het ascetische leven had zijn vruchten afgeworpen. “Mogen we dit weekend weer lekker uit de band springen coaches?”, vroeg Martin van Vliet met glimmende oogjes. Cees had zijn rechterhand inmiddels weer op zijn vertrouwde plaats en genoot met volle teugen. Van de overwinning.